De lantaarnpaal
Tekst
De lantaarnpaal
Tekst: ©Tijl Damen
Gisteravond om half zeven
Heel, heel eenzaam in de regen
Stond een lange lantaarnpaal
Te grienen en te beven
Een oud mevrouwtje vroeg al gauw
"Ach gut, ach gut, wat is er nou?"
De lantaarnpaal antwoordde droef
Ik sta zo op de tocht mevrouw
En de regen is zo kil
En ik beef maar en ik ril
En mijn huidje wordt zo roestig
En hierboven is 't zo stil
Ik ben meer voor gezelligheid
Maar hierboven gaat de tijd
Zo vreselijk langzaam heel de nacht
En ik heb zo'n spijt
Spijt als stralen van mijn licht
Dat ik ooit eens ben gezwicht
Voor een baan als lantaarnpaal
't idee kwam van mijn nicht
Maar ja zij woont op Curaçao
En daar kennen ze geen kou
Korte nachten, heerlijk zwoel
Zonder die nare ochtenddauw
En zo tot een uur of zeven
In die koude winterregen
Bleef de lantaarnpaal maar zeuren
Over zijn zware leven
En toen eindelijk was hij klaar
En het mevrouwtje sprak heel bedaard
"Kom ik moest maar weer eens gaan
Het is nu al zo laat"
En toch, en toch was deze paal
Gemaakt van ijzer en van staal
Een heel klein beetje opgelucht
Want zeg nou zelf: wie luistert er ooit naar een lantaarnpaal?